Greveningepolder
De Greveningepolder is de oudste polder van Sint Anna ter Muiden. Zie voor een beknopte ontstaansgeschiedenis Greveningsedijk en voor de ligging Polders.
De Greveningepolder omvat de percelen A 1 tot en met A 104 uit de Kadastrale atlas 1832, met daarin de percelen van het dorp, A 22 tot en met A 84.
Deze polder vormde samen met een aantal andere vroege polders de Wateringe van Greveninge en Cleijn Reijgersvliet. 'Watering' is de oude benaming voor 'waterschap'. De Greveningepolder lag maar voor een klein deel op 'Nederlandse' grond, het overgrote deel strekte zich uit tot aan Hoeke en Westkapelle in het huidige België. De ommelopers van Greveninge zijn dan ook erg groot, maar van de inhoud heeft maar een klein deel betrekking op de stukken land die op deze site worden beschreven.
Op de kaart hieronder uit 1713 staat een groot gedeelte van de Watering van Greveninge. Onderaan de haven van Sluis. Middenin St. Anna ter Muiden en daarboven de Cantelmolinie. De huidige rijksgrens wijst met de punt naar boven, recht boven St. Anne. Er is duidelijk te zien dat de jurisdictie (het rechtsgebied) van de stad grotendeels in het huidige België lag. De landmeter Pieter Horlewijn? noteerde rechtsonder in de cartouche:
'Caarte Figurative van de Geheele Jurisdictie der Steede en Schependom van Muijden anders gesegt St. Anne ter Muijden. Zo als die van outs is geweest. Gemaakt en ten deele uijt een ander Caart gecopieert op order van Bailliu, Burgemeester en Schepenen der voorschreven Stede...'
De Greveningepolder was grensoverschrijdend en veel landeigenaren in St. Anne hadden bezit aan beide kanten van de grens. Er worden dus regelmatig percelen beschreven in de akten bij de personen die niet op 'staatsgrond' maar op 'koningsgrond' liggen.
Van elke polder werden door landmeters zogenaamde ommelopers gemaakt, een nauwkeurig opgemeten overzicht van alle percelen in de polder. Landmeters baseerden zich altijd op oudere ommelopers.
De oudst bekende ommeloper van de Greveningepolder is die van de landmeters Claeijs Tant en Cornelis Verbaen van 1510. Deze is voor zover bekend niet bewaard gebleven. In 1573 kwam hierop een vervolg van Antheunis Schoonmakere, dat in 1577 werd voltooid door Floris van Marissen. Diezelfde Floris van Marissen maakte een nieuwe ommeloper in 1602. Daarna volgde de ommeloper uit 1652 van Joos Tortelboom en die van 1719 van Joan Lobbrecht.